De drogist.


Eindelijk een dag vrij. Even niets aan het hoofd. Na twee weken achter elkaar aan het werk te zijn geweest kijkt hij nu vanaf de eetkamerstoel waarop hij zat te lezen naar de tuin. Een bedrogen echtgenoot, een bestolen werkgever, en nog een klus voor een advocaat, hij had bewijzen verzameld, dossiers opgebouwd, mooie facturen verstuurd. De rekeningen konden de komende maand weer ruim worden betaald, de spaarrekening aangevuld. Vanuit de keuken komen heerlijke geuren de woonkamer in. Suzanne maakt een heerlijke saus voor bij de pasta. De favoriet van dochterlief, maar eigenlijk van iedereen in huis. Met een salade erbij, buffel mozzarella, tomaten, rode ui, rozemarijn,  afgemaakt met balsamico azijn, een goede olijfolie, wat zeezout een versgemalen peper. Vanmorgen waren ze samen naar het dorp gefietst, boodschappen gedaan en even naar de boekhandel. De perfecte start van de dag. Dit is genieten.


'Hey schatje.'
'Papaaaaaa!' Huilend stort Veronique in zijn armen. Onbedaarlijk snotterend. Ze probeert te vertellen wat er is gebeurd maar het is onverstaanbaar. Hij tilt haar op, klein van stuk is de 14 jarige jongedame, maar toch al bijna een jonge vrouw, ze legt haar hoofd op zijn schouder en hij voelt nu hoe het schokken langzaamaan minder wordt. De kamerdeur vliegt open, Suzanne vraagt geschrokken wat er is gebeurd.

Veronique haalt diep adem, maar woorden blijven vooralsnog verstopt onder het harde snikken. Het is lang terug dat ze zo hard gehuild heeft, zo overstuur was. Samen lopen ze naar de bank in de huiskamer. Beer springt meteen naast haar, probeert haar te troosten.
'Ik pak een glaasje water voor je'.
Johan kijkt naar zijn vrouw, zijn dochter. Wat is er gebeurd? Er suist iets in zijn oren, hij voelt hoe zijn nek en schouders verkrampen. Zijn vrouw zegt iets maar hij ziet slechts haar lippen bewegen, het suizen overstemt alles. Een vreemde tinteling. Zware koppijn neemt bezit van zijn hoofd, de hoofdhuid krimp en trekt strak om zijn schedel.

'Ha Johan, mag ik je wat vragen'.
'Hey Leonard, hoe is ie man, heb je iets nodig? Deodorant? Paracetamol? Een lekker luchtje voor je lief?'
'Mmmh, nee sorry, man, ik word gek, er is iets, mag ik je achter even wat vragen? Niet hier alsjeblieft.'
Johan knikt van ja.
'Natuurlijk gozer, Mylène ik loop even naar kantoor met Leonard, zo terug.'
Ze gaan zitten. Johan kijkt naar Leonard, de blik naar de grond, de handen houden de leuning van de grote bureaustoel stevig vast, zo stevig dat de knokkels wit worden.
'Wat is er aan de hand Leonard'.
'Heb jij Veronique net in je winkel gezien?'
'Nee. Wanneer?'
'Half uur terug?'
'Nee, was ze hier, ik was even weg, ben eigenlijk net weer in de winkel.


'Het spijt me, maar ik mag de beelden niet aan je tonen, hoef ik jou niet te vertellen. Dat weet jij maar al te goed.'
Johan stuurt de cursor met de muis wat over het scherm van de pc op zijn bureau, klikt hier en daar, voert een wachtwoord in schuift nog wat met de muis en klikt. Dan verschijnt op het scherm de winkel uit verschillende hoeken. Johan schuift de tijdbalk wat terug en Leonard ziet zichzelf achteruitlopend terug de winkel uitgaan. Johan laat de muis los, staat op.
'Ik moet even naar de kassa, het is druk in de winkel, ben zo terug, ga niet weg jongen'.

De deurbel. Suzanne opent de voordeur. Voor het huis staat een politieauto. Even kijkt ze naar de overkant, Geraldine, de overbuurvrouw staat voor het raam, natuurlijk, die zal straks wel appen wat er aan de hand is denkt Suzanne.
‘Goedemiddag mevrouw, Hoofdagent Merel de Vries is mijn naam, dit is mijn collega Noa. U heeft gebeld in verband met een vervelende gebeurtenis, over uw dochter, klopt dat?’
Suzanne haalt even diep adem, hoe kan een zo mooie ochtend opeens in een nachtmerrie veranderen? Dan antwoordt ze bevestigend en bedankt de politievrouwen voor hun snelle komst. Gedrieën lopen ze de hal in richting de huiskamer. Op de bank zit Veronique, rode ogen, haar armen hebben de hond stevig vast terwijl hij de tranen die nog steeds over haar gezicht rollen weg likt.

Leonard voelde voor de tweede keer in zijn leven zijn bloed koken. Kokend bloed dat als een gek door zijn aderen schiet. Alles tintelt. Suzanne zegt iets maar het dringt niet  echt tot hem door. Er schiet van alles door zijn hoofd, multiball op de flipperkast, vragen, vloeken, tranen, woede. En hij was nooit goed met flipperen. Hij staat op, ijsbeert wat heen en weer, gaat de gang in, trap op, studeerkamer in. Haalt de sleutel van de kluis tevoorschijn, voert de code in. Het slot klikt, de deur gaat open.  
‘Leon! Wat doe je? Blijf hier!’
Hij beent naar de schuur. Pakt zijn fiets. Zwaait zijn been over de stang.

Twee jaar geleden was hij min of meer noodgedwongen voor zichzelf begonnen. Privé detective. Het werk bij de politie werd te zwaar. Psychisch dan, niet fysiek. Persoonlijk leed kon hij niet meer verdragen, vooral daar waar het slachtoffer niet bij machte was of bleek om aangifte te doen. Zoveel geweld tegen mensen die vervolgens te bang waren, stalkers die het leven van een andere kapot maakten. En zo vaak kon hij, of beter mocht hij, niets doen. Te weinig bewijs, teveel rechten voor de stalker, de agressor. Het ex-vriendje met de schijnheilige kop. Alsof die rotkop het slachtoffer was.
Toen was er die zaak waarbij een bekende van de politie zijn vriendin dusdanig had mishandeld dat zij van een balkon sprong, van de 8e etage. Een andere uitweg had ze niet meer gezien.
De man zou vrijuit gaan. Gebrek aan bewijs. Toen was er iets geknapt. Hij had zijn dienstwapen gepakt, de loop in de mond van de man geduwd, midden in de verhoorkamer waar de openbaar aanklager hem net zou vertellen dat hij naar huis kon. Maar vlak voor hij de trekker wilde overhalen werd hij overmeesterd door zijn collega en de aanklager. Zijn carrière bij de politie was voorbij. Geschorst. Interne zaken. Therapie. Met wat mazzel was het gebleven bij een onderzoek en de gesprekken met de psychologen. Terug in uniform was onmogelijk maar hij mocht verder met stille trom vertrekken.
En nu zat hij op de fiets. En er is geen collega of aanklager in de buurt.


‘Veronique heet je toch? Ik ben Merel en dit is mijn collega Noa. Wij komen langs omdat jou iets is overkomen, klop dat’.
‘Ja.’
Het ja klinkt hees en zacht.
‘Mag ik nog even wat tegen u zeggen?’ breekt Suzanne in.
‘Natuurlijk mevrouw’.
‘Mijn man, ik ben bang dat hij iets ergs gaat doen, hij is een oud collega van u, misschien kent u hem nog, hij heeft een wapenvergunning.'

De verdomde schijnheilige gore klootzak. Hoe vaak had hij hem niet begroet wanneer hij hem met zijn hond tegenkwam bij het uitlaten van Beer. Hoe vaak zou Veronique erbij geweest zijn? Hoe vaak had die smeerlap naar haar gekeken terwijl hun honden met elkaar aan het ravotten waren. Verdomme. Maar het zal niet meer gebeuren. Ik weet waar je woont gore hufter en je zal niet weten wat je is overkomen. Ik schiet je gewoon eerst in je kloten. Dan door je knieën. En als je vervolgens op de grond ligt te kermen. Schiet ik je dwars door je smerige rotkop. Want hoewel ik je wil zien lijden, wil ik je nog liever zien sterven.

‘Dus Leonard, voor de duidelijkheid, we zitten hier als oud collega’s, ik hoop dat je de waarheid vertelt en beseft wat dit betekent, was je van plan hem van het leven te beroven?’
‘Ja, dat klopt, dat was mijn plan’ 

Reacties

Populaire posts van deze blog

Ajax Seizoen 24/25

Hypoglycemie?

Nieuwjaarsdag