Rembrandt, Utrecht, Utrecht, . . .
Druk op mijn oren. Mijn lichaam opereert in opperste staat van alertheid. Mijn zintuigen staan op scherp. Alhoewel mijn zicht helder is merk ik dat mijn ogen met name speuren naar zaken die ik normaal niet zou opmerken. Ik ben gespannen maar loop soepeler dan normaal. Koortsig probeer ik na te denken. Emoties, woede, enorme woede. Tranen van kwaadheid die ongemerkt de weg over mijn wangen hebben afgelegd vang ik reflexmatig op met mijn tong. Ik proef het zout. Even, heel even ebt de woede weg, maar vrij snel is het er weer. De woede. Groter nog nu. Het had gewoonweg ook nooit mogen gebeuren. Daar kan niemand mij in tegenspreken. Maar het gebeurde wel. En zo gaat het dan dus. Zo kom je ertoe. Door mijn lichaam racen allerlei stofjes die mij anders doen voelen. Die mij anders maken. Ik ben een ander. En die ander, die wil ik zijn. Eigen rechter, eigen richting. Ik merk dat ik het snap. Dat ik begrijp dat er momenten zijn waarbij de ratio het kan, en zeker ook mag verliezen van de emotie...