De Man ( Inzending schrijfwedstrijd Hebban 1000 woorden )
‘Hallo met Simon?’ ‘Met mij pap.’ ‘Hey schatje, hoe is het?’ ‘Niet goed pap, pap . . . pap ik heb hem gezien.’ ‘Je hebt hem gezien? Wie heb je gezien Mies?’ ‘Pap, hem, ik heb de man gezien, ik weet waar hij woont, ik weet in welke auto hij rijdt, ik zag zijn kinderen, zijn vrouw, hij lachte. Hij is verdomme een arts pap, een arts verdomme. ‘ Simon hoort de snik in haar stem, voelt dat ze even niet meer de stoere tweedejaars studente in Amsterdam is, dat ze bang is, het niet meer weet, gewoon haar vader nodig heeft. De papa die zich nu zelf voelt alsof hij heel hard, zonder vaart te minderen, met een blinddoek om tegen een muur is opgerend. De woorden dreunen nog hard door in zijn hoofd. ‘Pap ik heb hem gezien’, ‘Pap ik heb hem gezien’. Van links naar rechts, van rechts naar links, van boven naar onder en van onder naar boven schiet het door zijn kop. De klok gaat in één keer tien jaar terug. Weg is de levensvreugde die hij sindsdien, al was dat alleen maar door de liefde voor zi...