het beest

 

Het beest

Het was de oude staartklok van de buren die acht uur sloeg die mij wekte, ruim een uur later dan ik normaal gesproken aan de dag begin. Ik wreef mijn ogen uit en voelde dat Margôt niet meer naast mij lag. Het was niet perse ongewoon gezien zij vaker vroeg op pad ging voor haar baan als consultant, het bevreemdde mij echter wel dat ik niet wakker was geworden van haar vertrek, zij mij niet even gewekt had. Daarbij was het zaterdag, weekend, normaal gesproken geen werkdag voor haar. Maar goed misschien wilde ze even alleen zijn.
Ik keek naar de wekker op mijn nachtkastje, de display die tot dan toe elke ochtend met groene cijfers de tijd toonde was zwart.
De eerste zonnestralen op het platte dak en de ruiten deden de slaapkamer alweer flink opwarmen, de thermometer in de tuin tikte al vijf dagen achtereen de veertig graden aan. Ik sloot de ramen die vannacht wat verkoeling hadden binnen gelaten.
Het zonnescherm weigerde, verdomme ook al stuk. Snel deed ik de gordijnen weer dicht en vroeg mij af of er wellicht een stroomstoring was.

Dag vier in de lege stad. Er is echt niemand vrees ik, ik lijk de enige mens, misschien wel het enige levende wezen dat er nog is. Na die eerst ochtend bleken alle huizen verlaten, alle auto's verdwenen, geen vogel vloog meer door de lucht of floot een lied, geen treinen op het station, geen vliegtuigen in de luncht, geen elektriciteit.
Alsof het allemaal is opgezogen en ze mij vergeten zijn.
Murw, sprakeloos ben ik weer ons huis ingegaan, gaan zitten met een boek om even de bizarre werkelijkheid die de mijne was geworden te ontvluchten.

Dag drie. Om de tijd bij te houden heb ik de klok van de buren opgewonden en in ons huis gehangen. Ik loop nu al een halve dag, elk huis, elke winkel waar de deur meegeeft ben ik binnengegaan. Ik roep of er iemand is. Het blijft stil. Er is niemand en vreemd genoeg is alles super netjes. Men is niet in paniek vertrokken. De huizen waar ik binnen kon komen, geen stof geen afwas. Alles strak. Het heeft iets angstaanjagends maar vooralsnog probeer ik dergelijke gedachten van mij af te houden. Dit kan niet, er moet een verklaring voor zijn. Toch?

Dag twee, het belooft wederom een hele hete dag te worden. Ik pak twee sneetjes brood. De boter is er in de koelkast zonder stroom niet beter op geworden, of je moet vloeibaar als beter zien. De melk is zuur, ik drink warme cola.
Vol ongeloof kijk ik naar onze tuin. Het is groen maar voelt toch doods zo zonder insecten, vogels. Hoe kan ik contact krijgen met de buitenwereld, er moet toch ergens nog iemand zijn? Vloekend gooi ik mijn telefoon die het toch niet doet op de grond. Onze pc in het kantoor, mijn laptop, de tablet, allemaal net als de display van mijn wekker. Zwart.
Zuurstof! Ik hyperventileer, rustig jongen, rustig jongen, we gaan dit uitvogelen, we maken dit goed verdomme! De tranen in mijn ooghoeken probeer ik te negeren. Maar opeens heb ik er gewoon helemaal geen zin meer in. Ik huil. Laat me vallen. Wat gebeurt hier in Godsnaam? Margôt! Margôt! Verdomme Margôt waar ben je?

Dag zes. Het gemis van Margôt neemt toe, zij nam vaak de leiding als het nodig was, nu moet ik zelf doen, en ik probeer mij te vermannen. Ik loop door de stad. Geen idee hoe warm het nu is. Is het dertig, veertig, vijftig graden? Geen idee. De zon brandt als de hel. Op mijn hoofd de Stetson die ik vorig jaar kocht voor een Wild West feest bij de familie van Margôt. Nog steeds is de stad leeg. Stil. Ik wil naar een fietsenwinkel. Als de deur niet opengaat smijt ik een steen door de ruit.
Zoeken naar de sleutels, alle fietsen op slot. Ik zwaai mijn been over het zadel, trap en merk dat ik het nog kan. Fietsen verleer je niet zomaar. Al zit er twintig jaar tussen. Ik fiets naar de stadsgrens. Onderweg merk ik dat de lucht betrekt, yes wolken! En niet lang daarna voel ik een verfrissende bries en druppels op mijn handen.
Ik laat de Stetson op mijn rug glijden en geniet van de frisse regen op mijn hoofdhuid.
Heel even vergeet ik mijn situatie. Tot ik bij een normaal gesproken zeer druk kruispunt kom. Ook hier is het uitgestorven. Ik negeer het, wil de angst die zich steeds meer manifesteert wegstoppen.

Dag 24. Zojuist de klok weer opgewonden. Nog steeds geen leven in de stad. Ik leef van wat ik haal uit de supermarkten. Crackers, frisdranken, op vuur kook ik water om rijst en pasta te koken of bonen uit blik op te warmen. Bij een exclusieve wijnhandel heb ik inmiddels dozen wijn weggehaald, wijn om mijn angst te verdoven.
Inmiddels ben ik begonnen aan de boeken van mijn buren, kennelijk liefhebbers van Dystopische romans, ik word er niet perse vrolijk van gezien de omstandigheden.
De grens van de stad lijkt onbereikbaar. De straten brengen mij uiteindelijk weer terug bij af. Thuis.

Dag 26. Hard gelachen. Gierend. Ik keek in de spiegel. Mocht ik Margôt vinden zal ze mij niet herkennen. Ik herken mijzelf niet eens. Baard, lange haren. De militaire outfit die ik in een dumpstore vond, maken het beeld compleet. Hoezo accountant? Wie ben ik? Wat gebeurt er allemaal! Alle logica is weg. Nog steeds doodstil buiten, behalve als ik schreeuw.

Dag 99. Morgen is het honderd dagen geleden dat ik wakker werd in een verlaten wereld.
Sinds dag 6 fiets ik elke dag naar een mogelijke stadsgrens die onbereikbaar blijkt.
De ene dag lach ik erom en open een fles wijn. De andere dag huil ik en open een fles wijn. De dagen dat ik huil nemen toe. Ik vrees dat ik gek word. Is dit alles echt of slaap ik, droom ik en ligt Margôt gewoon naast mij te wachten tot ik wakker word?
Maar elke dag word ik gewoon weer wakker. Alleen. In stilte.
Morgen dag honderd. Dag HONDERD!

Dag 132. Spiegels negeer ik. De laatste tijd merk ik dat ik steeds meer hardop aan het praten ben. Steeds vaker schreeuw tegen de etalages waar ik de ruiten van heb ingegooid, tegen de bomen die geen vogels of eekhoorns meer huisvesten, tegen de bushalte omdat er nooit een bus komt. Ik ben zo iemand geworden waarvan ik altijd dacht 'die zou vroeger zijn opgenomen'. Maar het deert mij niet. Dus ik schreeuw het uit. 'Het kan mij geen reet schelen! Niemand die mij hoort! Fuck it!'

Dag 200. Waarom hebben ze mij in Godsnaam in de hel achtergelaten?

Dag 395. Gras, struiken, bomen, ze nemen steeds meer het heft in handen. Waarom ben ik hier?

Dag 494. Wie is de man in de spiegel?

Dag 660. De afgelopen dagen heb ik bij alle garages en benzinepompen de benzine laten lopen in emmers, vaten en soms gewoon in gaten in de weg. Nog 5 te gaan.

Dag 665. Morgen is het klaar.


(c) foto Jaco Terpstra
(c) tekst Remco 




Reacties

Populaire posts van deze blog

Ajax Seizoen 24/25

Hypoglycemie?

Nieuwjaarsdag