Control+S
Besef van tijd, het verstrijken van, momenten markeren, opslaan, overdenken, of je nou wilt of niet. Een week, een jaar, een gouden huwelijk, een eeuw of een millennium, Control+S.
Elf februari, elf augustus, 6 maanden, een half jaar.
Vanmorgen las ik het interview met Mounir Samuel in de Volkskrant. Wat een leven(s) heeft hij al achter de rug. Bijzonder dat juist vandaag dit interview in de krant staat, althans voor mij, omdat het interview staat in de reeks ' zin van het leven', door Fokke Obbema. Vandaag precies 6 maanden geleden had ik mijn akkefietje. Iets later verscheen het artikel van Fokke Obbema waarin hij schreef over zijn hartinfarct, zijn ervaringen, toen ik dat las druppelden de tranen langs mijn wangen voor lange tijd, herkenning, vandaag na lezen van dit interview zat ik er weer, met koffie, zelfde stoel, zelfde tafel, zelfde krant, zelfde dikke tranen.
Ik plaats dit om tien uur in de avond. Die zes maanden terug, 10 uur in de avond, alles is goed, ik ga de trap op, mijn ouders die gezellig bij ons hebben gegeten geven aan naar huis te gaan, onze dochter is boven, ik ga haar halen om afscheid te nemen van opa en oma, op driekwart overvalt mij een loodzware vermoeidheid, mijn benen wankel, dikke vette mist in mijn hoofd, om mij heen, wankel trek ik mij aan mijn armen verder, bereik de kamer van mijn dochter, zeg haar naar beneden te gaan, zelf wankel ik naar ons bed, val er op, even stilte, ik hoor mijn vader en zoon praten in de gang, ze gaan weg, ik moet naar beneden, nog steeds dikke vette mist in en om mij heen, mij linker been doet niet goed mee, ik beweeg mij voort op een hele dunne lijn, evenwicht kan ik niet vinden, ik dreig dan weer naar links, dan weer naar rechts te vallen, tegen de muur schuif ik de gang boven in, realiseer mij dat de trap op deze wijze snel afgedaald zal worden, ik probeer iets te zeggen tegen de mensen beneden, het gaat niet. Via de muren vind ik ons bed, val erop, laat mijn benen hangen.
Mijn lief, ouders, kinderen staan aan ons bed. Leggen mij er beter op. Wat is er aan de hand. Ik heb geen idee. Traag zoeken mijn woorden een weg door mijn hoofd op weg naar mijn mond om er vervolgens niet of incompleet, sloom en zacht, uit te komen.
'Moeten we iets doen?'
Ik heb het antwoord niet, geen idee wat dit is, ik ben moe, kijk en luister mee naar een schouwspel waar ik geen deel vanuit lijk te maken. Ik weet maar voel het niet.
Er is een evenement in Spaarnwoude, dat staat kennelijk gelijk aan een serieuze calamiteit, alle ambulances zijn daar te vinden zo meldt de huisartsenpost, de dienstdoende arts is onderweg. Zij is er vrij snel, komt binnen, oogt gestresst, gehaast, of iedereen even de kamer wil verlaten, mijn lief en vader blijven, of ik niet gewoon dronken ben, nee zeg 1 flesje Jupiler 25 centiliter, ik ontken met dikke trage tong, vertel over het lamme tintelen in mijn linker voet, probeer aan te geven dat mijn tong links verdoofd voelt als bij de tandarts, 'u praat normaal echt sneller en luider?' Ja zeg, ik kijk mijn lief aan, ze neemt de leiding, gelukkig, ik ben te moe, vraag me af wat er toch is, alsof ik vastgezogen in de modder zit, 'hij praat normaal luider en sneller zeker, we zagen ook dat zijn linker mondhoek afhing' vult mijn vader aan. De arts pakt haar telefoon, belt de ambulancedienst, 'er moet een ambulance komen, TIA, herseninfarct, er is er geen? Wat is dat, ik vind dat er een ambulance moet komen' klinkt ze geërgerd.
Het is inmiddels ruim na elven, de arts is al even verdwenen, bel maar als het echt te lang duurt, er verschijnen twee ambulanceverpleegkundigen bovenaan de trap, empathische vriendelijke dames. Vragen, antwoorden. Of ik kan staan, al is het wankel, ik sta, tussen hun in daal ik de trap af, brancard, naar de ambulance, ik lig, zie mijn zoon vertwijfeld de ambulance inkijken. Hij zwaait. Deuren gaan dicht, ik voel dat we wegrijden, op het hagelwitte plafond van de ambulance zie ik twee muggen zitten, de verpleegkundige legt een infuus aan, de muggen kijken toe hoe zij de naald in mijn arm prikt, zij wel, grinnik ik in mijn hoofd.
De medische molen draait op volle snelheid. Infusen, medicijnen, gesprekken, mri, filmpjes, check ups. De molen draait nog steeds, steeds langzamer, en langzamer. Ik ben patiënt.
Toen leek een half jaar tot een jaar herstel een ongelooflijk tijd verder. Een half jaar, en waarschijnlijk nog een half jaar te gaan. Nu lijkt dat half jaar geleden nog heel dichtbij. Ik ben verder maar nog steeds ver weg van wat ik wil. Al kan ik al veel, vergeet ik soms wat er is gebeurd, geloof ik niet eens mijn eigen herinnering, tot de feiten mijn neus bereiken. Ik wil zoveel mogelijk kunnen wat ik kon, tegelijkertijd wil ik de verrijking die dit mij bracht als winst behouden. Want dat bracht het propje, verrijking.
De avond van 11 augustus 2018. Een half jaar later. Control+S.
[meer lezen? klik hier]
Elf februari, elf augustus, 6 maanden, een half jaar.
Vanmorgen las ik het interview met Mounir Samuel in de Volkskrant. Wat een leven(s) heeft hij al achter de rug. Bijzonder dat juist vandaag dit interview in de krant staat, althans voor mij, omdat het interview staat in de reeks ' zin van het leven', door Fokke Obbema. Vandaag precies 6 maanden geleden had ik mijn akkefietje. Iets later verscheen het artikel van Fokke Obbema waarin hij schreef over zijn hartinfarct, zijn ervaringen, toen ik dat las druppelden de tranen langs mijn wangen voor lange tijd, herkenning, vandaag na lezen van dit interview zat ik er weer, met koffie, zelfde stoel, zelfde tafel, zelfde krant, zelfde dikke tranen.
Ik plaats dit om tien uur in de avond. Die zes maanden terug, 10 uur in de avond, alles is goed, ik ga de trap op, mijn ouders die gezellig bij ons hebben gegeten geven aan naar huis te gaan, onze dochter is boven, ik ga haar halen om afscheid te nemen van opa en oma, op driekwart overvalt mij een loodzware vermoeidheid, mijn benen wankel, dikke vette mist in mijn hoofd, om mij heen, wankel trek ik mij aan mijn armen verder, bereik de kamer van mijn dochter, zeg haar naar beneden te gaan, zelf wankel ik naar ons bed, val er op, even stilte, ik hoor mijn vader en zoon praten in de gang, ze gaan weg, ik moet naar beneden, nog steeds dikke vette mist in en om mij heen, mij linker been doet niet goed mee, ik beweeg mij voort op een hele dunne lijn, evenwicht kan ik niet vinden, ik dreig dan weer naar links, dan weer naar rechts te vallen, tegen de muur schuif ik de gang boven in, realiseer mij dat de trap op deze wijze snel afgedaald zal worden, ik probeer iets te zeggen tegen de mensen beneden, het gaat niet. Via de muren vind ik ons bed, val erop, laat mijn benen hangen.
Mijn lief, ouders, kinderen staan aan ons bed. Leggen mij er beter op. Wat is er aan de hand. Ik heb geen idee. Traag zoeken mijn woorden een weg door mijn hoofd op weg naar mijn mond om er vervolgens niet of incompleet, sloom en zacht, uit te komen.
'Moeten we iets doen?'
Ik heb het antwoord niet, geen idee wat dit is, ik ben moe, kijk en luister mee naar een schouwspel waar ik geen deel vanuit lijk te maken. Ik weet maar voel het niet.
Er is een evenement in Spaarnwoude, dat staat kennelijk gelijk aan een serieuze calamiteit, alle ambulances zijn daar te vinden zo meldt de huisartsenpost, de dienstdoende arts is onderweg. Zij is er vrij snel, komt binnen, oogt gestresst, gehaast, of iedereen even de kamer wil verlaten, mijn lief en vader blijven, of ik niet gewoon dronken ben, nee zeg 1 flesje Jupiler 25 centiliter, ik ontken met dikke trage tong, vertel over het lamme tintelen in mijn linker voet, probeer aan te geven dat mijn tong links verdoofd voelt als bij de tandarts, 'u praat normaal echt sneller en luider?' Ja zeg, ik kijk mijn lief aan, ze neemt de leiding, gelukkig, ik ben te moe, vraag me af wat er toch is, alsof ik vastgezogen in de modder zit, 'hij praat normaal luider en sneller zeker, we zagen ook dat zijn linker mondhoek afhing' vult mijn vader aan. De arts pakt haar telefoon, belt de ambulancedienst, 'er moet een ambulance komen, TIA, herseninfarct, er is er geen? Wat is dat, ik vind dat er een ambulance moet komen' klinkt ze geërgerd.
Het is inmiddels ruim na elven, de arts is al even verdwenen, bel maar als het echt te lang duurt, er verschijnen twee ambulanceverpleegkundigen bovenaan de trap, empathische vriendelijke dames. Vragen, antwoorden. Of ik kan staan, al is het wankel, ik sta, tussen hun in daal ik de trap af, brancard, naar de ambulance, ik lig, zie mijn zoon vertwijfeld de ambulance inkijken. Hij zwaait. Deuren gaan dicht, ik voel dat we wegrijden, op het hagelwitte plafond van de ambulance zie ik twee muggen zitten, de verpleegkundige legt een infuus aan, de muggen kijken toe hoe zij de naald in mijn arm prikt, zij wel, grinnik ik in mijn hoofd.
De medische molen draait op volle snelheid. Infusen, medicijnen, gesprekken, mri, filmpjes, check ups. De molen draait nog steeds, steeds langzamer, en langzamer. Ik ben patiënt.
Toen leek een half jaar tot een jaar herstel een ongelooflijk tijd verder. Een half jaar, en waarschijnlijk nog een half jaar te gaan. Nu lijkt dat half jaar geleden nog heel dichtbij. Ik ben verder maar nog steeds ver weg van wat ik wil. Al kan ik al veel, vergeet ik soms wat er is gebeurd, geloof ik niet eens mijn eigen herinnering, tot de feiten mijn neus bereiken. Ik wil zoveel mogelijk kunnen wat ik kon, tegelijkertijd wil ik de verrijking die dit mij bracht als winst behouden. Want dat bracht het propje, verrijking.
De avond van 11 augustus 2018. Een half jaar later. Control+S.
[meer lezen? klik hier]
Reacties
Een reactie posten