Verlossing
Ze ligt in bed. Gedwongen. Niet haar eigen bed. Een wit stalen frame draagt een hard matras. Lichtblauwe wollen deken en hard gesteven laken, strak ingestopt. Banden om haar polsen. Banden om haar enkels, een soort van muilkorf om haar mond waardoor ze geen woord kan uitbrengen. Om haar te beschermen. Zodat zij zichzelf geen kwaad doet. De jeuk op haar neus neemt steeds meer plaats in, beïnvloedt haar denken.
Het denken, haar brein, een plaats waar een gekmakend debat plaats heeft tussen de stemmen in haar hoofd. Stemmen die mooie dingen willen, plannen maken voor betere tijden. Stemmen die alles kapot willen maken, die elk idee voorzien van een negatieve kanttekening. Stemmen die schreeuwen en stemmen die ergernis wekken door dusdanig zacht te spreken dat ze net niet verstaanbaar zijn. Zinvolle stemmen en stemmen die niets te vertellen hebben behalve dat ze bijdragen aan de chaos in haar hoofd.
Mensen zeggen dat ze het zelf wil die stemmen. En ergens kan ze dat ook niet ontkennen. De stemmen vormen wie ze is. Ze omarmt ze net zo vaak als dat zij ze vervloekt. Als er één lang zwijgt dan voelt dat als gemis. Een gemis dat wisselend tot verdriet en agressie leidt. De leegte raakt. Hardt. Verwart. Vraagt. Eist. Fokt haar op.
Agressie. Agressie die zich richt op alles wat er dan in de buurt is. Het mooist is het als er dan een pen is, en papier. Zodat ze kan gaan schrijven. Niet omdat ze dat perse leuk vindt, wel omdat zodra haar hand die letters en woorden op het maagdelijke papier krast er orde ontstaat. Plots praten de stemmen niet meer tegelijkertijd, laat de ene de ander uitpraten. Wat dat betreft zouden die banden ook weg moeten. Het is een ondoordachte oplossing. Of eigenlijk lost het niks op, het is géén oplossing! Geen banden om polsen en enkels heeft ze nodig, nee gewoon, papier en een pen in de rechterhand.
Zodat ze kan schrijven tot haar hand niet meer kan, tot de kramp in haar vingers de hand doet verstijven en pijn even rust brengt in haar hoofd.
Soms voelt het als kotsen, het schrijven. De letters die de woorden vormen storten in elkaar snel opvolgende regels en paragrafen op het papier. Steeds meer, het gaat maar door. Als dikke klodders vogelstront die in elkaar overvloeien.
Maar nu dus in bed. Omdat ze schreeuwde om de stemmen te verdringen. Omdat ze pen noch papier kon vinden bleek het ventiel niet gemaakt om deze druk te weerstaan. De woordenbrij in het hoofd stopt niet. Ze blijven komen. Als het kolkende water achter de enorme schroeven van een containerschip op weg over de Grote Oceaan. De woorden rammen, beuken, veranderen orde, volgorde. Chaos. Gekte.
Alles wat ze wil is verlossing. Verlossing van de woorden die haar in de greep houden. Woorden op papier.
Verlichting.
Verlossing.
(c) RH 14/10/2018
lees ook

Reacties
Een reactie posten