Merel
Wanneer ik hier zo aan de oever van de plas zit en naar de lichtjes in de huizen aan de overzijde kijk, me voorstel hoe de bewoners eten, praten, luisteren, oftewel leven, drukt mijn eigen ellendige bestaan nog zwaarder op mijn schouders.
Mijn bestaan dat na de dood van Merel alle vreugde en warmte verloor.
Merel mijn grote zus. Mijn zus waar ik weinig specifieks meer van weet. Ik was te jong. Toch voelt het alsof er een onbekend lichaamsdeel geamputeerd is. Ze is alom aanwezig, ik verwacht haar om een hoek, verwacht haar stem, haar gebaren zonder me die te herinneren.
Het was koud, het eerste ijs lag op de sloten. Zonder erbij na te denken ben ik er als klein jongetje opgestapt, een paar passen hield het ijs me nog. Toen zakte ik er onherroepelijk door. Zonder twijfel moet Merel het ijs opgestapt zijn om mij, haar broertje waar zij verantwoordelijk voor was, te redden uit het ijskoude water.
Het is haar gelukt, vlak voor zij zelf door ijs zakte en in het zwarte water verdween.
Ik was zes, ik heb toegekeken. Niets deed ik. Ik schreeuwde niet om hulp. Stond daar maar. Huilde niet. Druipte. Bibberde.
Een voorbijganger zag het wak, heeft bij het dichtstbijzijnde huis aangebeld, om hulp gevraagd. Duikers van de brandweer hebben haar na twee uur een flink eind verder gevonden.
Dood.
Zo is het mij verteld.
(c) RH 26/5/2015

Reacties
Een reactie posten